- zondag 08 december 2024
Een interessante column van C K in De Telegraaf over vriendschap. Volgens haar zijn een paar goede vriendschappen niet alleen tof maar ook goed voor je gezondheid.
Zelfs beter dan stoppen met roken of lichaamsbeweging.
De meest persoonlijke zaken met iemand kunnen delen maakt je een gelukkiger mens. Het deed me denken aan de man over wie ik ooit schreef.
VOORBEELD
Ongeveer 30 jaar kwam hij jaarlijks op bezoek met een vriend, maar sinds enkele jaren komen ze alleen. Ze hebben nog amper contact en dat is vooral pijnlijk omdat ze streekgenoten zijn en elkaar amper kunnen ontlopen.
Het is duidelijk dat beide er onder lijden en betreuren dat het zo ver gekomen is. De een wist zelfs de reden niet meer en tegen hem zei ik: ‘De ruzies die je altijd wint, zijn de ruzies die je niet begint.’
Hoe kan jij wel tientallen jaren met dezelfde mensen bevriend zijn en goede contacten onderhouden, vroeg hij zich af. En hij wist zelfs enkele namen te noemen van mensen met wie ik al lang goede contacten onderhoud.
Waarom lukte hem dat niet? Hij heeft om de zoveel jaar andere 'goede contacten'. Ik zei hem dat ik zopas de ex-leerlingen John en Erwin, beide duivenmelkers, op bezoek had’. En onderhoud met nog enkele contacten. Nu al meer dan een halve eeuw al.
MISSCHIEN
Mogelijk heeft mijn onderwijs verleden er mee te maken. Die leerde me de medemens te beoordelen op diens goede eigenschappen. Ga je af op diens slechte dan houd je geen vriend meer over en zoek je zelf de eenzaamheid.
Wat die 'vriendschappen' betreft, natuurlijk niet overdrijven. Wil je je enkel maar omringen met vrienden, wil je geen tegenspraak en kan je niet tegen kritiek, dan kan je beter een of meer honden nemen.
EN NOG DIT:
Een buitenlander vroeg me of ik iemand wist met zuivere ras Hofkens duiven.
Ik had hem en zijn duiven immers goed gekend. Dat klopte.
Ik heb hem geantwoord dat Hofkens geen ras had en ook nooit de bedoeling een ras te vormen. Dat ik er maar een kende, Jaap, die de Hofkenssoort nog zou hebben.
Maar... dat is naar eigen zeggen in een door hemzelf gemaakte video.
'Eigen ras?' Wie van de hedendaagse toppers in duivensport heeft dat?
Ik heb de verkooplijsten van de vroegere slager uit Merksplas nog, ik had zelf immers zijn veilingen georganiseerd en die toont dat Hofkens ze overal haalde.
RAS? Hou toch op. Het wordt hoog tijd dat dat woord uit duivensport gebannen wordt. 'Dieren of planten die zich door dezelfde erfelijke eigenschappen onderscheiden van andere groepen van dezelfde biologische soort.' Zo luidt de definitie van ras. Heb sindsdien niets meer van de man gehoord.
De essentie
Het aller voornaamste om te slagen in duivensport is selectie. Selectie houdt de kampioen een heel jaar bezig en ook degenen die dat willen worden: Zowel van de kwekers als de vliegers.
KWEKERS
Op het kweekhok horen eigenlijk alleen duiven die uitzonderlijk presteerden of waarvan een van de ouders, broers of zusters dat deden.
Uiteraard met uitzonderingen, maar als je niet èèn ‘kweker’ hebt die aan die eisen voldoet verwacht er ook niets van.
Duiven van drie jaar of ouder die nog geen goede gaven horen evenmin thuis op het kweekhok van een ambitieus liefhebber.
VLIEGHOK
Op het vlieghok tellen de prestaties. Waar je de lat legt hangt af van waar je staat in de sport. Een veel gehanteerde methode is dat de helft van het aantal inzetten gewonnen prijzen per tiental moeten zijn. Dus pakweg dat een duif 10 maal werd ingezet op een concours van 500 duiven dan zou die minstens 5 maal in de eerste 50 gewonnen moeten hebben om te overleven. Weer met de nodige uitzonderingen.
MAAR….
‘Maar… als ik zo zou sorteren houd ik niets over’, zouden sommigen op kunnen werpen. Ik ben nogal hard in die dingen. Liever geen duiven dan slechte die je elke weekend weer teleurstellen. Dan maar een hernieuwde start maken.
En bij zo'n herstart liever geen duiven aanhalen voor het kweek hok, maar om mee te vliegen. Begin deze eeuw ‘sleurde’ ik W de Br mee naar een onbekende Vlaming.
Hij kocht er een mand jongen en ging daarmee spelen. Zo, omdat die zich eerst moest bewijzen alvorens er uit te kweken, ontdekte hij ‘Gilbért.
Zijn bekende Murphy’s Law zou er nog van afstammen.
In Merksplas gaat M met duiven beginnen. Hij heeft al ergens een 30 tal piepers besteld waarmee hij gaat spelen. Goed bezig. Beter dan die gast uit het noorden.
Die blijft maar kopen maar raakt geen stap vooruit. Heeft geen enkele echt goede vlieger maar wel 8 kweekkoppels. Zo werkt dat niet.
Toen beter?
Een van mijn onhebbelijkheden is dat ik veel aan vroeger denk. En er mogelijk ook te veel over schrijf. Ik droom soms ook de gekste dingen.
Onlangs over een van de buren/duivenmelkers van toen. Hij had onze 721 ( 5 eerste) eigenhandig de nek om gedraaid. Vandaar die droom? Had ik in mijn kinderjaren te vaak gezien dat hij dat met kippen deed? De meeste buren hadden toen duiven, ik herinner ze allemaal nog.
HELE REEKS
Naast ons woonde Vermeulen met zijn legendarische 05. Een kleinkind zou voor H Verheyen drie weken achter elkaar de eerste prijs winnen, ook in groot verband, waaronder zelfs de 1e Nationaal Orleans van 90.000 duiven. Voor zo bekend was hij de eerste Nederlandse duif die naar Japan verhuisde. Toen waren het de Japanners die hier kochten, van Chinezen was nog geen sprake. Naast Vermeulen woonde J Wouters, achter hem Dikke Sus, (echte naam kende ik niet), dan Chat Koks.
Tegenover ons had je P v d Ouweland, K Bastiaensen, K van Boxtel, J Koenraads, J Backx, P Backx, ietsje verder H Donkers, H Nikkessen, links van ons J Oomen, C v d Ouweland (zoon en kleinzoon spelen nu), T Geerts en nog een Geerts. Zo’n 15 liefhebbers binnen een straal van ongeveer… 200 m.
Dikke Sus kwam elke morgen voorbij, een kruiwagen voort duwend met enkele emmers melk die hij naar het melkfabriek bracht.
BOER
De man ‘die de 721 de nek kop had om gedraaid’ was boer. Ik ging er, als jongen van een jaar of twaalf, soms werken om mijn duiven te kunnen onderhouden.
Zo moest ik zijn negen kippen voeren. Die kende ik allemaal uit elkaar en had die zelfs een naam gegeven. Op een kwade dag miste ik er een; Carla.
De volgende avond, toen ik weer bij hem mocht eten en hij een stukje vlees in zijn mond stak zei hij met een gemene grijns, ‘benieuwd hoe Carla smaakt’.
Kokhalzend rende ik naar de WC, kon niet overgeven, maar naar huis rennen des te harder. Mijn ouders zijn nooit te weten gekomen waarom ik die nacht zo heb gehuild.
ANDERE BOER
We hadden geen tv, geen auto, geen telefoon, alleen maar duiven. Zoals die andere boer. Ook bij hem ging ik soms werken.
Bij hem moest ik zijn varken eten geven en het hok schoon houden. Veel mensen hadden toen een varken, ook niet boeren, en als er een geslacht werd at heel de buurt mee. Ik herinner me bloedworst, een soort worstmachine met daaraan een darm en… die ene avond. Een oorverdovend gekrijs dat door merg en been ging.
Toen ik de dag nadien langs zijn huis liep begreep ik het. Onderste boven hing ‘mijn varken’ aan een ladder met daaronder een enorme plas donker rood bloed. Nadien hoorde ik dat de dorpsslager eigenhandig met een groot mes zo’n varken de keel doorsneed.
Wrede mensen toen? Hmm.
Je gelooft het niet maar het kan nog erger.
ERGER
Mijn grootouders woonden in het aangrenzende Ulicoten. Ook daar ging ik soms werken ‘voor de duiven’. Want behalve voor voer had je ook ‘poelgeld’ nodig.
Niemand die destijds zijn duiven ‘in hun hemd liet vliegen’, zoals we dat noemden.
Nu was mijn werk het verwijderen van de talloze mussenesten onder de pannen van de schuur en die verbranden.
Ook de nesten van de zwaluwen onder tegen de goot moest ik met een lange stook aan diggelen slaan. Want al die poep op de stoep moest maar eens gedaan zijn.
SEkSEN
Opoe had ook veel kippen.
In een aanbouw van het huis was het altijd warm en er stonden een soort enorme zacht brommende kasten. Broedmachines. Van onder tot boven vol eieren.
Als die uit gekomen waren weer werk voor mij.
Ik moest bij de varkens gaan zitten, dan kwam een oom met een soort zeef aan zetten vol pas geboren kuikentjes en een emmer. Die kuikens, we noemden ze pielekens, moest ik seksen. De haantjes bij de varkens gooien, de andere in de emmer.
Voor de varkens was het feest. Ik zie nog voor me hoe de kuikens piepend werden verzwolgen. En zou later nooit meer stemmen op een partij die beweerde dat vroeger alles beter was.
DUIVEN
De club was, zoals overal rond de grens, thuis in een café. Een zij zaaltje was het domein van de rekenaar (J de Rooy).
Wat had die man na elke vlucht veel papier nodig. Je gelooft het niet maar van elke duif moest hij handmatig de snelheid berekenen. Zonder rekenmachine. Op die papieren lange, zogenaamde staartdelingen.
De meeste liefhebbers lapten hun duiven met de fiets. Drie keer was genoeg. Die opleermanden van nu hadden we niet en allemaal hadden we ongeveer evenveel duiven die weinig voor elkaar onder deden. Zowat iedereen kon goed spelen. P de Weerd, een begenadigd schrijver, noemde duiven toen ‘het renpaard van de kleine man’.
VERDWENEN
Een andere hobby van mij was kievitseieren zoeken onder begeleiding van luid zingende leeuweriken. Of het geschreeuw van achter elkaar aan jagende grutto’s. Waarbij je je soms half dood schrok als een zwerm patrijzen met enorm lawaai vlak voor je op vloog.
Mijn vader kreeg gelijk. Want wat ik naast kortademigheid van hem geërfd heb was een sombere blik op het voortbestaan van die vogels waar ik zo van hield.
De patrijzen, leeuweriken, kieviten, grutto’s, korhoenders zijn zo goed als verdwenen.
Er zijn geen burgers of boeren meer die zelf hun varkens slachten, evenmin kinderen die moesten helpen ‘kuikens seksen’. Ook de talloze duivenhokken en liefhebbers van toen zijn weg en dat komt nooit meer terug.
Later zou ik op school nog club uitslagen maken. Wie weet nu nog wat een stencil machine is? Alleen mensen die nog een boer met paard hebben zien ploegen.
O JA
Zou het bijna vergeten. Wie in mijn jonge jaren ook spoorslags is verdwenen en we nooit meer terug zagen was een meisje van 21 dat zwanger was maar niet getrouwd.
Ze bezwoer me dat ik de enige was die het wist, maar ik kon me niet aan de indruk onttrekken dat er nog iemand moest zijn.
Bij zulke gebeurtenissen waren meisjes de sletten. Over jongens werd niet eens gepraat.
Vroeger alles beter? Ik wil het nooit meer horen!