Het was een nogal donkere avond in mei. Ik zet mijn oude fiets tegen zijn raam die half geblindeerd waren. Ja, de eenzame vrijgezel stond niet echt bekend om zijn enorme gastvrijheid. Maar eenmaal in het jaar, wilde hij wel een uitzondering maken. Immers, hij leefde tijdens het hele jaar een soort van monniken bestaan op aarde. Niet dat hij nu zo erg gelovig was. Nee, in de verste verte niet. Maar zijn voorliefde voor zijn enige actieve sport, hield hem zo goed als bijna dagelijks ‘gevangen’ in zijn duivenklooster.

Met mijn fietssleutel nog in de hand, kierde hij de voordeur net ver genoeg open. Om mij zijn eerste zure woorden toe te werpen: “Wat kom je doen, vreemdeling..! Oh, ben jij het…” De deur ging iets ruimer open, zodat ik met een vrij gevoel naar binnen kon stappen. “Wil je koffie.” Ik schraapte mijn samengeknepen keel om even later een piepende ‘Ja, graag.’ uit te braken.

De ietwat ongezellige inrichting deed me denken aan zijn steevaste tweede opmerking. Te minste, meestal zoiets in de trend van: Heb je nog steeds geen duiven. Ik zie hem nog zo staan. Met in beide knuisten een oude HEMA beker. Maar dit keer was het anders, want hij oogde enigszins opgewekt. Dat zal zondermeer te maken hebben gehad met zijn hang naar mijn kennis der natuur. Want hoe onaangenaam hij ook altijd was als gastheer. Ik kon mezelf niet aan de indruk onttrekken, dat hij graag tussen de regels door wilde profiteren van mijn alchemie.

“Ik heb is een flesje zwart zout water aangemaakt. En verdomd, dit jaar voor het eerst top gespeeld met me jonge duiven.” Ik schuif wat ongemakkelijk heen en weer op zijn donkerbruine leren twee zitbank. En zeg een beetje trots: ‘Dus, je hebt de pepsine sleutel gevonden.’ Mijn gastheer staart en blaast tegelijkertijd in zijn koffiebeker. “Ja.” Hij bukt voorover om mijn vorige aantekeningen erbij te pakken. “Hier, dit heb ik laten zien aan de drogist. Je weet wel, die nog allerlei oude spullen verkoopt. En hij zei, dat ik jou is moest vragen naar pepsine, want daar klopte iets niet mee.” De koffie schoot me ongewild in het verkeerde keelgat, maar ik wist me met de volgende opmerking te redden. ‘Ik heb zomaar wat losse aantekeningen gemaakt. Niet met de bedoeling om het als boodschappenbriefje te gebruiken.’

Mijn twijfelachtige gastheer heeft de gewoonte om zijn gasten niet in de ogen aan te kijken. Dus ik zak rustig onderuit en begin een klein college over zwartzout en pepsine. ‘Zie hier, pepsine is net als een scherp mes, dat in de maag het voer aan kleine stukjes snijdt. Niet zoals wij ons vlees of eten gewend te snijden. Nee, het doet iets heel wonderlijks met bv een maïskorrel of groene erwt. Het is een elektromagnetisch geladen mes, dat voedingstoffen voorziet van de benodigde lichaamseigen positieve en negatieve energiedeeltjes. Maar wanneer het opgeloste zwartzout erbij komt kijken. Dan ontstaat een soort van ronde tafeloverleg, tussen ongeveer 12 basiselementen. Waaronder, calcium en magnesium.
De uitkomst is per voedingsbeurt compleet anders.’ “Wil je nog koffie, Rob. En wil je zo vriendelijk zijn om het dit keer zo duidelijk mogelijk op te schrijven.” Zijn woorden klonken, alsof hij zijn eenzame status als duivensportmonnik wilde verlaten. ‘Is goed.’ Zeg ik terug. ‘Oké, maar vergeet dan niet om binnenkort iets van roze zout erbij op te lossen.’ Hij draaide zich een kwartslag om. En knikte in stilzwijgen.