Zondag 7 januari 2018. Het eerste weekstuk van het nieuwe jaar en ook het eerste weekstuk geschreven met de laptop op een tuintafel in het nieuwe huis (omdat het huiskamermeubilair pas eind van de maand arriveert). Het was überhaupt de eerste dag/nacht in het nieuwe huis na bijna drie maanden in Bangsar.

Een pittig nachtje overigens want door het laat aanschaffen ontbreekt het bed op de master bedroom. Daarom slaap ik de komende tijd in het wel reeds geleverde bed voor de gasten. Dit is geplaatst in een hoek van de overloop op de tweede etage waar ook koeling in de vorm van een vin en airco aanwezig is. Een beetje onhandig als ik ben kwam ik er pas afgelopen nacht achter dat het met slechts het gebruik van de ventilator toch wel een beetje erg warm was. Voor komende nacht zal ik  de afstandsbediening van de airco eens van batterijtjes voorzien want ook die bleken te ontbreken.

Kortom pas tegen drie uur in de nacht vielen de luiken dicht hetgeen betekende dat ik zoals wel vaker de laatste tijd weer eens een gat in de dag sliep. Onvoorstelbaar eigenlijk want in Aalsmeer had ik altijd een soort in gebouwde klok die mij iedere dag op tijd deed opstaan om naar de duiven te gaan. Onbewust plichtsbesef wellicht want op dagen dat ik wilde uitslapen lukte dat ook gewoon niet. Zelfs na een bezoek aan De Gouden Duif en een korte nacht tikte op zondagmorgen in Lier gewoon het automatische klokje van gehoorzaamheid.

Ik denk dat vele melkers van de lange adem die dit weekeinde naar Kerkrade afreisden voor het bijwonen van de Sterrenshow / Prijsuitreiking van de ZLU op zondagmorgen wel iets anders nodig hadden dan een in gebouwde wekker. Ik zag namelijk dat dag twee van het uitgebreide programma reeds om 10:00 uur op de zondagmorgen weer begon. De zaal gaat/ging zelfs al om 9:00 uur open en ik ben wel benieuwd hoe snel die zaal zal zijn volgelopen op dit vroege uur. Na een avondje knallen in bar zal menigeen de tweede dag van dit feestweekeinde wat minder fris als gebruikelijk opstarten.

Gek genoeg bezocht ik dit gekende feest in de duivenwereld nog nooit. Natuurlijk kwam dit doordat ik zelf niet deelnam aan de vluchten uit deze tak van onze sport. Ieder jaar nam ik het mij voor eens mee te gaan met een groepje vrienden maar het kwam er gewoon niet van. Wellicht iets voor de komende jaren wanneer  ik een keertje met de feestdagen in Europa ben.

Het ZLU spel kreeg de laatste jaren wel steeds meer mijn interesse. Ik schreef het al vaker. Niet om te spelen maar om te volgen. Aanvankelijk werd mijn belangstelling gewekt door de voortreffelijke wijze waarop de aankomsten tijdens de vlucht worden weergegeven. Zowel via de internationale als de nationale meldsite is het geweldig om te zien hoe de duiven arriveren. Te beginnen op de korte afstand in Noord Frankrijk en soms Midden Duitsland. Later in de middag/avond volgen dan de Belgische en Nederlandse meldingen. De deelnemers op deze vluchten kunnen bijna exact calculeren hoe laat ze moeten constateren om vroeg te draaien. Het is als het ware aftellen en hierdoor is het erg spannend.

Ook viel mij op dat de duiven op de wat langere afstanden vaak sneller zijn dan veel of soms al hun soortgenoten op de korte afstand. Zelfs zonder dat ze gebruik maken van de nachtelijke uren (waarover later meer). Iets  waarover op de programma vluchten vaak geklaagd wordt. De achterhand kan daar slechts moeizaam winnen van de voorhand. Althans in de meeste afdelingen.

Wat mij echter het meest aansprak en zal blijven aanspreken aan de ZLU vluchten zijn vooral de ongekende prestaties van de deelnemende duiven. Al een aantal keer zal ik duiven van deze inmiddels bijna allemaal klassieke vluchten thuiskomen bij mijn sportvrienden in De Kwakel en het blijft een kippenvel moment om een duif na een vlucht van vaak meer dan 1.000 km na een gehele dag vliegen te zien arriveren. Vaak vallen ze zelfs nog als de duisternis al is ingetreden.

Dit laatste is dan ook wel weer een probleem. De moderne fondduif is tot veel meer in staat dan een jaar of tien geleden. Door een betere begeleiding en een versnelde evolutie, doordat de deelname aan dit type vluchten op langere afstanden is toegenomen, zijn steeds meer duiven in staat op de dag van lossing het hok te bereiken. Of kort daarna want de duisternis lijkt steeds voor steeds meer duiven geen belemmering meer om gewoon door te vliegen.

Dit laatste was tot een zo’n 10 jaar geleden  dus een absolute zeldzaamheid  maar door de frequentie waarmee het de laatste jaren plaatsvindt paste de traditionele oplossing van het zogenaamd neutraliseren van de vlucht voor het berekenen van de snelheid niet meer. Hierin was het rusten van de duif gedurende de tijd tussen een (half) uur na zonsondergang en een half uur voor zonsopgang het uitgangspunt. Dit uitgangspunt werd voor het eerst aangepast voor de vluchten met nachtelijke aankomsten op de middaglossing en nu staat dit uitgangspunt ook op de vluchten met een ochtendlossing ter discussie. Naar ik begrepen heb op initiatief van de Belgische Bond.

Vervolgens is er naar de materie gekeken en is er een systeem bedacht dat een beetje lijkt op het systeem van de middaglossing om de klassering bij het vallen in de NT een beetje “beter” te rangschikken. Ik schreef er al eerder over op 10 december.

De gemoederen binnen de ZLU-wereld zijn er sinds de datum van mijn vorige weekstuk over dit onderwerp zeker niet minder verhit door geworden. Zo zag ik gisteren dat de diverse fondclubbesturen van de organisaties boven de rivieren hun krachten gebundeld hebben na een gemeenschappelijk vergadering op 4 januari. Men wil dat er een aanpassing komt in het NFO model zoals de nieuwe methode genoemd wordt. De aanpassing behelst het niet straffen van de duiven die niet voor het begin van de NT hun hok weten te bereiken. Men vraagt het NPO bestuur en de commissie dit te doen en anders doet men het zelf.

Een interessante en te verwachten ontwikkeling gezien het verschil in belangen tussen de liefhebbers uit de Zuidelijke en Noordelijke(re) regionen van ons land. Ik ben dan ook benieuwd hoe dit thema gisteren en vandaag tijdens de Sterrenshow besproken is. Fondmannen zijn in de regel iets rustiger dan hun collega’s die het programma spelen maar het zou mij niet verbazen wanneer er hier en daar een verhitte discussie over gevoerd is.

Nu is discussiëren altijd goed want dit leidt in de regel tot een betere uitkomst. Aan deze discussie zou ik zelf een extra element willen toevoegen. Ik denk namelijk dat het een goede zaak is dat de Noordelijke fondclub besturen vragen het model aan te passen maar nog beter zou het zijn om het (tijdelijk) op te schorten om het vlieggedrag van de duiven beter in beeld te brengen. Ik denk namelijk dat het oplossen van het NT probleem alleen kan plaatsvinden indien er voldoende metingen zijn over het vlieggedrag tijdens de “rusturen”. Naar mijn mening vliegen er veel meer duiven gedurende de rusttijd dan gedacht. Het betreft namelijk niet alleen de duiven die in de NT geklokt worden maar ook duiven die juist na het verstrijken van de NT op hun thuisbases arriveren. Sommige aankomsttijden zijn alleen mogelijk als er in (een deel van) de nacht gevlogen is.

Om dit meer zeker te weten dient er meer gemeten worden dan alleen hetgeen er in de uitslag zichtbaar is. Meten is weten en met de huidige middelen is dit geen probleem. Geef zo’n 100 tophokken uit het hele land een setje GPS ringen, d.w.z. zo’n 10 ringen per liefhebber, en vergelijk de gegevens. Bij voorkeur in overleg met de leverancier door deze Taiwanese firma de ingelezen routes te laten bundelen.

Na een heel seizoen moeten er voldoende metingen (1000 duiven d.w.z. minimaal 100 tot 200 metingen per vlucht) zijn om het gedrag van de duiven in de nachtelijke uren objectief in kaart te brengen. De volgende stap is dan om een juist model te bouwen. Met een beetje spoed moet het nog mogelijk zijn bovenstaande te organiseren voor het seizoen 2018. De duiven moeten immers nog even de tijd hebben om te wennen aan de GPS-ring. Een ring die mits goed gefixeerd geen belemmering betekent.

De kosten kunnen wellicht nog gedragen worden door een bonnenverkoop te organiseren (van ZLU duiven natuurlijk) en wellicht wil de leverancier wel een promotionele korting geven.

OP EIGEN HO(N)K

De laatste week las ik op sites van twee gekende collega-schrijvers teksten die mijn Asduivin WHZB 2015 betreffen. GINI, van genie zoals ik haar reeds doopte na haar bijzondere prestaties als jaarling omdat ze tweemaal bij bijzonder slecht duivenweer vroeg arriveerde, was het op beide sites het onderwerp van een stukje. Beter gezegd haar ontbrekende afstamming en enige speculatie hierover.

www.janbreed.nl

Omdat ik houd van klare wijn nogmaals kort het verhaal van GINI. GINI werd als zomerjong geboren in het jaar 2013. Ik speende haar samen met een andere ronde zomerjongen maar schreef bij stom toeval haar afstamming niet op. Dit heeft mij altijd doen vermoeden dat ze geboren is “op de grond” waar onder mijn broedhokken altijd een paar koppels zaten. Vaak waren dit duiven die moeizaam wilden koppelen en die ik hun gang liet gaan of waren het koppels die de vloer verkozen boven een broedhok.

Tijdens de latere kweek in het seizoen was ik in die jaren een beetje slordig met het opschrijven van de jongen. Vaak noteerde ik de ringnummers jongen van die latere ronde(s) pas als ze al over de vloer scharrelden. Dit waren er natuurlijk meer dan alleen de jongen van de grondkoppels want ook een aantal jongen dat in een broedhok opgegroeid was liep er natuurlijk al tussen. Meestal kon ik ze nog wel herleiden naar de ouders door herkenning of specifieke kleuren. In het geval van GINI wil (wederom) het toeval dat ik haar helemaal niet in mijn kweekboek noteerde. Van de hele ronde schreef ik ringnummers op behalve van haar.

De reden moet u mij niet vragen, met de kennis van eind 2015 toen ze gekroond was tot de beste van Nederland (ook in de PIPA competitie) zou ik haar natuurlijk wel hebben opgeschreven. Ik nam mij echter voor de feiten de feiten te laten en geen afstamming op basis van een vermoeden te maken. Dit voelde als bedriegen en bedriegen wil ik al helemaal niet en zeker niet over de afstamming van een duif.

Het vermoeden is er echter wel altijd geweest. Naar dit vermoeden is ook regelmatig gevraagd en dit vermoeden heb ik tegenover een aantal sportvrienden ook uitgesproken. Ik vermoedde dat ze gekweekt werd uit een koppeling van een Heremans doffer (via Frank Ferwerda) en een Schaerlaeckens duivin (via de combinatie van Heteren) omdat dit koppel altijd op de grond huisde en ik in 2012 een duivin uit dit koppel kweekte die zich ook ontpopte als een echte allround duivin.

Bewijzen kon ik dit vermoeden niet en na het bekijken van de kweekresultaten van deze ronde in mijn kweekboek van 2013 kan ik ook dit vermoeden niet herleiden. Dit laatste deed ik overigens pas dit jaar toen er sprake was van een totale verkoop. In de hoop de ouders te vinden door middel van een DNA onderzoek liep ik het hele kweekboek nog eens na. Het koppel waarvan ik vermoedde dat ze de ouders waren had wel een ronde achter hun naam staan en daarom koos ik een ander koppel (de latere ouders van Jaida) waarvan er van de bewuste ronde geen jongen in mijn boek stonden. Uit het onderzoek bleek dat dit in ieder geval niet de ouders van GINI waren.

Om het dus kort te houden. Ik weet het niet en zal het nooit weten. Jammer want het had veel geld gescheeld maar daar was het mij nooit om te doen want anders had ik haar al eerder verkocht. Het is echter zoals het is en zoals Rik Hermans mij na het mislukte DNA onderzoek schreef, “dan zal het een weesje blijven”.

Tot volgende week,

Michel Beekman