Ik schreef het eerder: ‘Duifke Lacht’ is een sympathieke duivenkrant met leerzame stukjes, sommige geschreven door mensen die zelf goed met duiven spelen. Soms ook positief kritisch. Jaak Nouwen, Andre Roodhooft, Patrick Philippens, Co Verbree met name zijn mensen met een boodschap.  

 JAAK NOUWEN

Deze fondspeler (niet meer van de jongste) heeft zijn bedenkingen bij Internetverkopingen zoals die momenteel in zwang zijn. De verkopende liefhebber verwijt hij niets, wel de naïviteit van de kopers en ook de sites die de duiven wat al te agressief promoten. Ze wekken de indruk dat als iemand 50 duiven aanbiedt of zelfs 100 dat allemaal goede zijn, terwijl hij toch niemand kent die 10 echte superduiven heeft. Hij vindt het allemaal zo misleidend.  Zelf zou hij nooit een duif kopen die hij niet in handen heeft gehad. Welke kampioen wel? Of ze moeten een achter liggende reden hebben. Toch kan je die site beheerders niet alles verwijten. Dat zijn zaken mensen, die willen de kassa doen rinkelen, daarvoor moet propaganda worden gemaakt en wat is niet misleidend in de hedendaagse reclame wereld in het algemeen? Wel verwerpelijk zijn de leugens van sommigen vlak voor hun ‘totale’ verkoop. Zeker als met gezondheid wordt gespot.

 NATUURLIJK

Natuurlijk heeft niemand 10 ECHTE supers, daarin heeft Nouwen helemaal gelijk..En natuurlijk zijn er geen liefhebbers die 10% goede kweken van alle jongen die ze fokken. Zijn die kopers daar zelf, na jaren investeren in miskopen, nog niet achter gekomen? Belgen en Nederlanders kennelijk wel.

Omdat niemand 10% supers kweekt en ook de supers zelf veel afval geven is 20.000 euro of meer voor een jonge duif die alles nog moet bewijzen te belachelijk voor woorden. De echte vakman, al mag die nog zo rijk zijn, zal dat nooit geven als hij zijn geld met hard werken heeft moeten verdienen. Of het moet een commercieel doel hebben. Want voor handige lieden kan investeren in een peperduur prul wel degelijk lucratief zijn door de nazaten, al zijn het even grote prullen, voor goed geld te verkopen.

 Goede duiven heb je niet altijd nodig om geld te maken, namen en klinkende pedigrees des te meer. Best speel je ook met heel veel duiven zodat je de schijn kunt wekken goed te spelen.

 INVESTERING

Ik schreef eens over de jongen van enkele van de Wouwerduiven. Niemand die ze destijds wilde vanwege nooit van Gaston gehoord. Maar dat veranderde, Gaston werd een grote en nadien smeekten dezelfde mensen, Oosterlingen uiteraard, om duiven die ze eerder niet wilden. Geerinckx is nog zo iemand die lange tijd miskend werd. De veel te vroeg gestorven Luc had superduiven maar hij timmerde niet aan de commerciële weg met als gevolg dat hij in het buitenland niet die naam kreeg die hij verdiende. Maar dat veranderde. Nu zijn de duiven van zoon Bart hot. Eindelijk gerechtigheid zou je zeggen. Maar zelfs Bart kweekt veel meer slechte dan goede. Zelfs meer dan die goede speler uit de regio met zijn vier kweekkoppels. Die kan gewoon geen 20 slechte op een jaar kweken.

 VOORBEELD

Ik schreef een artikel in het Engels over die ‘namen en pedigree gekte’ van veel buitenlanders. En wees er op dat goede duiven niet het alleenrecht zijn van de gekende namen. Dat in het buitenland volslagen onbekende liefhebbers even goed klasse duiven onder de pannen kunnen hebben dan de grote kampioenen. En ik verwees naar ene Mark Janssens. Die had op drie jaar tijde de 3e, 2e en 1e Nationale Asduif KBDB. Mark Janssens? Wie had ooit van hem gehoord? Ik zeker niet en ook de liefhebbers niet waar hij de ouders van zijn Asduiven haalde. Bedoeling van het artikel was ogen te openen.

Kort nadien kreeg ik een mail van… Mark Janssens himself. Hij had zijn nationale Asduif gekoppeld met de eigen moeder. De jongen aangeboden aan de beheerder van een bekende verkoopsite, maar die had geen interesse. Het zoveelste bewijs dat commercieel gezien namen vaak belangrijker zijn dan kwaliteit.

BEGINNERS

Voor doorwinterde liefhebber vertel ik hier niets nieuws. Maar er zijn anderen. Beginners met name, want die zijn er nog. Sommigen hebben er veel voor over om aan kwaliteit te raken. Met vijf van die ambitieuze beginners heb ik ‘mail contact’. Drie van boven de rivieren en twee uit België. Dertigers nog maar, waaronder een met centen. En ik heb nu al een vermoeden wie gaan slagen en wie niet. Van een man ben k vrij zeker: De ‘man met centen’. Die voorspel ik weinig goeds. Hij koopt er te veel van te veel hokken. Maar zijn grootste fout is dat hij oude duiven koopt. Als oude duiven er uit moeten is dat bij bijna iedereen om dezelfde reden. Welke dat is laat zich raden. De andere beginners doen het beter. Die kopen geen oude en houden het bij twee of drie adressen. Liefst in het najaar en meestal eieren.

 Verder mist duiven kopen elke zin als je die vervolgens plaatst op een hok dat niet deugt of plaatst tussen een hoop duiven die niet deugen.

OP EIGEN HOK

Wat betreft miskopen weet ik met al mijn ervaring een beetje waarover ik praat. Je wil niet weten wat voor rommel ik haalde van tophokken met internationale faam. Met de afstamming van de duiven was niets mis, met de kwaliteit des te meer. Overigens neem ik niemand van de mensen waar ik die rommel haalde ook maar iets kwalijk. Gewoon pech gehad. Ook van mijn hok vertrekt ongetwijfeld veel rommel. Wat die aangeschafte duiven betreft durf ik bijna stellen: Hoe groter de naam en hoe indrukwekkender de stamboom des te slechter de duiven. En dat is goed nieuws voor al die mensen die dat vele geld niet hebben om inkopen te doen.  

PAPIER

Mensen kijken vaak te veel naar papier en daarmee bedoel ik niet de uitslagen. Wat stamkaarten betreft ‘hoe voller het blad’ des te gretiger sommigen worden om te kopen. Bekijk sommige stamkaarten en je weet wat ik bedoel. Dan zijn mensen als dierenarts Marien, Roger Engelen, Harrie Smolders heel wat nuchterder. Op hun stamkaarten staat amper commentaar bij duiven waar toch heel veel over te vertellen is. Trouwens, over bladvulling gesproken. Wijlen Stan Raeymakers wist ook heel goed welk een impact papier kan hebben. Hij moest eens een totale verkoping houden ‘in bis’ waarbij de verkopende liefhebber er grondig op hoopte dat men bij de ‘bis duiven’ de beste aan hem zou laten. Stan adviseerde hem zo weinig mogelijk commentaar te zetten bij de duiven die hij graag wilde houden en veel tekst bij de duiven waarvan hij hoopte dat ze die zouden kopen. En of het werkte!